In 1950 vestigde hij zich definitief in Parijs. Kort daarna ondernam Corneille een reis naar de Sahara die een onmiddellijke weerslag had in een reeks abstracte schilderijen. Daarin schilderde hij Afrikaanse verschroeide aardkorsten en steden vanuit vogelvluchtperspectief, in compacte vormen en met sterke kleurcontrasten. In Algerije werd hij getroffen door de primaire en sensuele aard van de primitieve kunst en de geometrische decoraties van nomadische volken. Aan het einde van de jaren zestig herleefde het mythische element van de beginperiode. De weelderige aarde bleef daarbij een steeds terugkerend motief, maar nu in de vorm van een vrouwenlichaam met daarnaast of daarboven, de vogel als het volmaakte beeld van de beweging of liever, de blijdschap van de beweging. De figuratie was weer mythe geworden. Sinds 1948 heeft Corneille vele reizen gemaakt naar Denemarken, Zweden, Algerije, Noord- en Centraal Afrika, de Nederlandse Antillen, Brazilië, Cuba, Mexico en de USA. In Italië maakte hij in Albisola keramiek en in Spanje experimenteerde hij met licht en kleur. Hij veroverde de wereld met zijn bevlogen fantasie van zonnetempels, overdadige vegetatie en inspiratie uit wereldculturen. Zijn werk, waarmee hij internationale bekendheid verwierf is opgenomen in vele collecties en werd geëxposeerd over de gehele wereld.